(Als het opendubben van de tulpen) – Gerrit Achterberg

(Als het opendubben van de tulpen) – Gerrit Achterberg

26-02-2009

(Als het opendubben van de tulpen) - Gerrit Achterberg

We keren terug naar ons thema liefde in de bollenpoëzie, en doen dat met misschien wel de belangrijkste Nederlandse dichter van de 20e eeuw: Gerrit Achterberg (1905-1962). Hij was de zoon van een koetsier die later boer werd. Achterberg kwam uit een calvinistisch gezin. In 1924 werd hij onderwijzer en na tien jaar werd hij ambtenaar, tot zijn leven een dramatische wending nam. Hij werd in 1927 definitief afgekeurd voor militaire dienst wegens ‘zielsziekte’. Met de geestelijke gesteldheid van Achterberg was inderdaad iets mis. Hij kon driftig zijn en raakte steeds meer in zichzelf gekeerd. Hij werd enkele malen in een psychiatrische inrichting opgenomen. In 1937 werd hij als ambtenaar overgeplaatst naar Utrecht. Daar woonde hij op kamers. Hij kreeg een relatie met zijn hospita. Op 15 december 1937 raakte hij na een ruzie buiten zichzelf en schoot haar dood. Achterberg gaf zich zelf aan bij de politie. Hij kreeg TBR (dat duurde tot 1955), en verbleef in diverse psychiatrische inrichtingen. Vanaf 1943 zag hij zijn jeugdliefde, Cathrien van Baak, weer regelmatig, en in 1946 trouwden zij.
Gerrit Achterberg ontving als eerste de P.C.Hooftprijs, in 1949 voor de bundel ‘En Jezus schreef in ’t zand”. In 1959 kreeg hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele werk.
Karakteristiek voor de poëzie van Achterberg is het motief van liefde en dood, van de dood van de geliefde. Zijn gedichten hebben een strak ritme en een suggestieve beeldspraak. Hij bleef er ook steeds aan veranderen en bijschaven, tot in de drukproeven en bij heruitgaven aan toe. Zijn gedichten zijn niet altijd even toegankelijk. Ik herinner me, dat ik op de middelbare school kortstondig deel uitmaakte van een leesclubje op initiatief van Bert de Goede, die een klas hoger zat. Ook mijn klasgenoten August-Hans den Boef en Jan van Eijk waren daarbij. Bert vond dat we Achterberg moesten lezen, en over een paar van diens gedichten hebben we een paar middagen flink geboomd. Langer heeft mijn deelname aan de leesclub niet geduurd; ik was er toen meer bezig met andere zaken.
Op de grafsteen van Achterberg in Leusden staat zijn gedicht Osmose, waarvan de laatste regel luidt: ‘de dichter van het vers, dat niet bedierf’. Als je kijkt naar de vele studies naar zijn poëzie, is dat een passende kwalificatie.
Wim Hazeu schreef een gezaghebbende biografie over Achterberg (1988), waarin enkele niet eerder gepubliceerde gedichten zijn opgenomen. Zo ook onderstaande bollenpoëzie. Het gedicht komt uit de vroege jaren van Achterberg, uit 1925, en heeft volgens Hazeu  betrekking op zijn jeugdliefde Cathrien. Het is poëzie, maar met een ondeugende, ´priapische´ ondertoon (Priapus=god van de vruchtbaarheid, de wellust).

Omdat Achterberg zelf de tekst niet voltooid of van onvoldoende kwaliteit achtte, geeft de rechthebbende (het Willem Kloos Fonds inzake Achterberg) geen toestemming het gedicht openbaar te maken. Daarom moet ik hier volstaan met een citaat, en wel van de eerste strofen.
(Als het opendubben van de tulpen)
 
Als het opendubben van de tulpen
Strak en rond van wellust met het licht,
Staan wij naar elkaar open…
 ……………………………………………….