Bolletuinen – Albert Verwey

Bolletuinen – Albert Verwey

18-12-2008

Bolletuinen - Albert Verwey

Het tulpen koppen is één van de bijzondere fenomenen van de bollencultuur. Het is vanzelfsprekend voor de streekbewoner, maar verbazingwekkend en onbegrijpelijk voor de toerist. Het verschijnsel wordt hieronder beeldend beschreven door Albert Verwey, beroemde dichter van de beweging van de Tachtigers. Verwey (of eigenlijkVerweij) is geboren in 1865 in Amsterdam als zoon van een meubelmaker. Hij debuteerde in 1885 met de poëziebundel Persephone en andere gedichten. In datzelfde jaar richtte hij samen met de grote Willem Kloos het literaire tijdschrift De Nieuwe Gids op. Na een ruzie met Kloos verliet hij de redactie in 1889. Hij trouwde en vestigde zich in Noordwijk, waar hij tot zijn dood bleef wonen. Met Lodewijk van Deyssel begon hij in 1894 het “Tweemaandelijks Tijdschrift”, en stapte daar in 1904 wegens verschil van inzicht weer uit. In 1905 startte hij weer een eigen tijdschrift: “De Beweging”. Dit keer bleef Verwey de centrale figuur in de redactie; wel zien we ook de beroemde architekt Berlage toetreden. Verhoudingsgewijs publiceerde “De Beweging” veel poëzie: behalve Verwey zelf, vind je er bekende namen als Van Eyck, Bloem, Van Vriesland, Nijhoff en Marsman. In deze periode was Verwey inmiddels een gezaghebbende persoon binnen de Nederlandse letteren. Van de Groningse Universiteit ontving hij in 1914 een eredoctoraat, hoewel hij geen academische studie had voltooid. Van 1924 tot 1935 was hij hoogleraar aan de Universiteit van Leiden. Verweys poëzie lijkt soms eenvoudig, maar kan ook raadselachtig zijn. De “van binnenuit inspirerende Idee” was een sleutelbegrip in zijn poëzie, waarin de Hollandse natuur vaak een grote rol speelt. De Leidse universiteit heeft jaarlijks een gastschrijver die de Albert Verweylezing houdt, waarin hij of zij een eigen mening geeft over een bepaald aspect van, of een trend in de literatuur (op 16 oktober jl. was dat Arnon Grunberg). Uiteraard is ook één van de Leidse muurgedichten afkomstig van Albert Verwey. Het gedicht heet Stoa en is te vinden aan het Rapenburg 70-74 (in de tuin).  
Het gedicht ‘Bolletuinen’ komt uit de bollenpoëziecollectie van De Zwarte Tulp. Het gaat over tulpen koppen. Het woord tulp valt niet letterlijk, maar het kortstondige bloeileven van de tulp in de bollensector komt onmiskenbaar naar voren. Zoals Verwey het begin vorige eeuw waarnam, gebeurde het nog met de hand, tegenwoordig gaat het veelal machinaal. Hoewel, er is ook nog zoiets als het ‘nakoppen’, en bovendien zijn de kleine tulpenvarianten niet geschikt voor machinaal koppen.

Bolletuinen

Het groene veld ving aan te kleuren.
De bloemen groeiden vol en groot.
Toen hing de lucht gekruid met geuren
En verste nevel room en rood.

Dan zag men oovral nijvre handen
De kelken plukken van hun steel,
Storten op bermen volle manden
Van bont en paars, van rood en geel.

En aanstonds op een heldre morgen
Lagen de velden vlak en groen,
En onder hen in ’t zand verborgen
De bollen voor een nieuw seizoen.