Hij is overleden in Amsterdam. Vondel betrok in sommige van zijn werken ook een politieke stellingname. Zo koos hij in de controverse tussen de remonstranten (Van Oldenbarnevelt) en de contra-remonstranten (Prins Maurits) partij voor de eerste. Voor zijn hekeldrama ‘Palamedes’ uit 1625 werd hij om die reden vervolgd en kreeg hij een boete van 300 gulden. Omstreeks 1641 trad hij toe tot de rooms-katholieke kerk, hetgeen hem in het calvinistische Amsterdam op de nodige kritiek kwam te staan.
Vondel was een zeer productief toneelschrijver, dichter en vertaler. Zijn Verzamelde Werken beslaan 10 kloeke delen. In totaal schreef hij 26 toneelstukken, de meeste daarvan in de tweede helft van zijn leven. Daarvan zijn tegenwoordig nog het meest bekend: ‘Gijsbrecht van Aemstel’ (1637) en ‘Lucifer’ (1654). Ook als vertaler heeft hij veel werk verzet. Hij leerde op latere leeftijd Latijn en Grieks, vertaalde (dicht)werken van o.a. Horatius, Ovidius en Vergilius.
Vondel heeft niet alleen heel veel gedichten geschreven, maar zijn poëzie vertoont ook veel variatie. Aanvankelijk dichtte hij in de zwierige stijl van de rederijkers. Hij maakte zogeheten hekeldichten met kritiek op de overheid, over religieuze en politieke conflicten. Voorts schreef hij religieuze poëzie, en lofdichten op personen en op de stad Amsterdam. Ook maakte hij gelegenheidsgedichten bij speciale gebeurtenissen.Vondel heeft onze taal met nieuwe woorden verrijkt. Zo bedacht hij onder meer het woord schouwburg.
Het gedicht ‘Grasmaent’ stamt uit 1643, en maakt deel uit van de cyclus “Byschriften op de twalef maenden”. Het staat in het 4e deel van De werken van Vondel, waarin zijn oeuvre uit de jaren 1640-1645 is opgenomen. De gedichten hebben betrekking op schilderijen waarin de 12 maanden zijn afgebeeld, vervaardigd door Joachim von Sandrart in opdracht van Maximiliaan I, de keurvorst van Beieren. Deze schilder verbleef van 1637-1642 in Amsterdam.
De grasmaand is de maand april. De periode van het jaar waarin de rijke burgers de stad verruilden voor hun buitenverblijf. Voor de goede orde: huisman betekent boer.
Grasmaent.
De blijde Grasmaent voegt een muts met groene pluimen,
Het vrolick grasgroen kleet, de bloemkorf, tulp, en luit.
De huisman jaaght de koe in ‘t gras, den koestal uit,
En melckt en karnt: ‘t is tijt de stat, om ‘t velt, te ruimen,
Om bloemhof en om bron, om lusthof en prieel.
De Lente noot de jeught: de Winter heeft zijn deel.
Joost van den Vondel, 1643