Nooit zag ik eerder – J.H.F. Deleu
25-03-2009
De krokus speelt in veel bollenpoëzie de hoofdrol bij de overgang van winter naar lente. Zo ook in dit gedicht van Jozef Hugo Maria Deleu. Deze Vlaamse schrijver/dichter werd in 1937 geboren te Roeselare als jongste zoon in een boerengezin van zeven kinderen. Zijn vader was een Fransman. Deleu was onderwijzer van 1956 tot 1970. Toen gaf hij zijn vaste baan op, en werd hij uitgever, om te beginnen van het tijdschrift Ons Erfdeel, waarvan hij al sinds 1957 hoofdredacteur was. Hij ontpopte zich tevens als strijdbaar cultuurpoliticus in essays en toespraken. Deleu was ook de samensteller van enkele gewaardeerde bloemlezingen, zoals het Groot Verzenboek , dat voor het eerst verscheen in 1976 en waarvan in 2004 de dertiende, geheel herziene druk werd uitgegeven. Het is een thematische bloemlezing, die 500 gedichten bevat over leven, liefde en dood. In 2002 nam Deleu afscheid als uitgever, maar in 2003 kwam hij nog met een nieuw initiatief. Hij richtte Het Liegend Konijn. Tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie op; dit blad verschijnt twee keer per jaar en bevat alleen nieuwe, nooit eerder gepubliceerde gedichten. Deleu heeft diverse prijzen ontvangen, waaronder in 2002 de Prijs van Vlaanderen. In 2004 verleende de Universiteit van Gent hem een eredoctoraat.
De poëzie van Deleu is melancholiek, kwetsbaar, en vooral woordkarig (zo noemt mijn lexicon het). Zijn gedichten zijn kaal, woordarm, maar rijk aan betekenis. Het zijn als het ware kleine etsen. Het gedicht ‘Nooit zag ik eerder’ (met dank aan de Zwarte Tulp) uit 1984 is daar een fraai voorbeeld van. De snelle vergankelijkheid van het bestaan wordt met een enkel woord en een enkel beeld scherp neergezet.
Nooit zag ik eerder
Nooit zag ik eerder
zo de tijd bewegen
de eerste krokus
in het gazon
de versgewitte tuinstoel
bij de tafel
rijk gevuld
met appeltaart
reeds van de herfst