Polder – Tonnus Oosterhoff
18-11-2008
Het gedicht ´Polder´ is de laatste in de serie over reuk en geur, en vormt tegelijkertijd de overgang naar het volgende thema: de dood. De kenner zag het al aankomen. In het vorige gedicht was reeds sprake van een stervende, al was dat niet in het gekozen fragment. Dood is een ernstig thema, uiteraard. We nemen het wat ruim, en vatten er ook doodgaan en begraven onder.
De dichter van vandaag is Tonnus Oosterhoff, geboren in 1953 in Leiden. Hij woont al geruime tijd in een klein gehucht op het Groningse platteland. In 2005 was hij gastschrijver aan de Rijksuniversiteit Groningen. Oosterhoff is een dichter die steeds experimenteert en nieuwe wegen inslaat. Hij heeft geen brede aanhang. Geen van zijn dichtbundels zijn tot nu toe herdrukt. Zijn gedichten zijn raadselachtig, bevreemdend, intrigerend, ongrijpbaar, en zijn in elk geval een fikse kluif voor de doorgewinterde tekstanalyticus. Oosterhoff speelt niet alleen met taal, maar ook met de uiterlijke vorm van zijn gedichten. Het zal in dat licht niet verbazen, dat hij eveneens electronische poëzie maakt: gedichten waarin teksten, woorden en regels bewegen, opkomen, verdwijnen, of veranderen. Hij schrijft die gedichten in het programma Flash. Kijk zelf maar op zijn website www.tonnusoosterhoff.nl
Het gedicht ‘Polder’komt uit zijn debuutbundel Boerentijger uit 1990. Hij kreeg daarvoor de C. Buddingh’-prijs. Wat de geur betreft, kun je er over twisten of de dichter de sloot nu wel of niet lekker vindt ruiken. Hoe dan ook, het is in het gedicht op het oog wel lente, maar tegelijk klinkt de dood er in door. Of misschien moet je zeggen dat leven en dood elkaar ontmoeten. Denk aan indigo en het stro. De narcis verwijst naar de bloem, maar ook naar het ongelukkige einde van Narcissus (zie ook 16 juli jl.). De woorden recht en stijf die terugverwijzen naar de haas, hebben een meervoudige betekenis. En zie ook het kind en de dode bij (die het kind zojuist gestoken heeft?). Met een beetje fantasie kun je overigens in de beginregel de met stro bedekte bollenvelden onder een donkergrijsblauwe hemel voor je zien (en/of de kleuren van het wapen van Lisse).
‘Polder’
Vandaag grenst indigo
aan het geel van gesneden stro.
Iets valt naar beneden, de snavel vooruit,
niet langer op zoek naar gewichtloze buit.
In het bruine land strekt haas zijn lijf.
De sloot ruikt naar narcis. Recht en stijf.
Het kind werpt een dode bij van zich af.