The Year’s Awakening – Thomas Hardy

The Year’s Awakening – Thomas Hardy

30-09-2008

The Year

Thomas Hardy is een groot Engels schrijver/dichter. Hij leefde van 1840 tot 1928. Hardy studeerde voor architekt en heeft dat vak ook even uitgeoefend, maar werd op zijn 33e full time auteur. Dat leidde uiteindelijk tot 13 romans, enkele bundels verhalen en zo´n 1000 gedichten.
Zijn verhalen, maar ook sommige romans en gedichten, spelen zich af in Wessex, een door hemzelf bedacht graafschap, genoemd naar een koninkrijk uit de vroege geschiedenis van Engeland. Wessex ligt in het Zuid-Westen van Engeland, en omvat onder meer Dorset, de streek waar Hardy geboren werd, leefde en overleed.
Thomas Hardy schreef meesterwerken zoals Tess of d´Urbervilles (1891), dat in 1979 nog is verfilmd door Roman Polanski, en ook Jude the obscure (1895). Met name deze twee boeken bleken voor die (Victoriaanse!) tijd zeer controversieel en kwamen hem op zware kritiek te staan. Men vond zijn boeken immoreel, en gekant tegen het huwelijk. Het laatstgenoemde boek werd zelfs in het openbaar door een bisschop verbrand.
Na de forse negatieve reakties op zijn laatste roman besloot Hardy om zich voortaan alleen nog maar op de poëzie toe te leggen. Dat heeft een indrukwekkend oevre opgeleverd, waaronder een enorm dichtwerk in drie delen over Napoleon: The Dynasts.
In al het werk van Hardy speelt het noodlot de hoofdrol. Pessimisme, hopeloosheid en somberheid voeren de boventoon. Het is opmerkelijk, dat hij desondanks nog steeds behoorlijk populair is. Zo bestaat er een levendige Thomas Hardy vereniging, en is er een speciaal tijdschrift dat zich alleen maar met de studie van zijn werk bezighoudt.

Het volgende gedicht maakte Hardy in februari 1910. Het zou niet misstaan bij menige -al dan niet oecumenische- meditatie over de diepere zin des levens. Vooral de evocatieve slotregel van beide coupletten, blijft wel even hangen.

The Year’s Awakening

How do you know that the pilgrim track
Along the belting zodiac
Swept by the sun in his seeming rounds
Is traced by now to the Fishes’ bounds
And into the Ram, when weeks of cloud
Have wrapt the sky in a clammy shroud,
And never as yet a tinct of spring
Has shown in the Earth’s apparelling;
  O vespering bird, how do you know,
     How do you know?

How do you know, deep underground,
Hid in your bed from sight and sound,
Without a turn in temperature,
With weather life can scarce endure,
That light has won a fraction’s strength,
And day put on some moments’ length,
Whereof in merest rote will come,
Weeks hence, mild airs that do not numb;
  O crocus root, how do you know,
     How do you know?