‘Het beeld’ – Paul Rodenko
06-11-2009
Het surrealisme heeft ook in de Nederlandse literatuur zijn sporen nagelaten. Denk maar aan Bordewijk en Hermans. En aan de Vijftigers met hun experimentele, avantgardistische poëzie. Onder de Vijftigers neemt Paul Rodenko een bijzondere plaats in. Paul Thomas Basilius Rodenko werd in 1920 geboren te ‘s-Gravenhage en overleed in 1976 te Warnsveld (Zutphen). Hij had een Engels-Nederlandse moeder en een Russische vader. Hij studeerde Slavische talen in Utrecht, psychologie in Leiden, en literatuurwetenschap in Parijs.
Paul Rodenko was dichter en vertaler, maar schreef ook kritieken en essays. Zijn bloemlezing van experimentele poëzie “Nieuwe griffels, schone leien” uit 1954 heeft veel betekend voor de bekendheid en acceptatie van de Vijftigers. Er zouden maar liefst 10 drukken van verschijnen. Als essayist en criticus werd Rodenko door de Vijftigers minder geaccepteerd dan als dichter. Rodenko wilde analyseren, zij vonden dat hun gedichten voor zichzelf moesten spreken. De biografie van Rodenko heeft als veelzeggende en typerende titel: ik ben een vreemdeling, ik sta apart” (Koen Hilberdink, 2000). Daarin wordt het portret geschetst van een introverte man die stotterde en zich met veel drank op de been hield, een intellectuele analyticus, een bewonderaar van Gerrit Achterberg en van de grote Russische schrijvers Gogol en Dostojevski.
De verzamelde gedichten van Rodenko zijn opgenomen in de bundel ‘Orensnijder, tulpensnijder’ (1975). Deze titel is ontleend aan een regel uit het gedicht ‘Het beeld’ dat we hier presenteren. Het is een fraai voorbeeld van de experimentele poëzie van Rodenko. Hij beschrijft daarin hoe een houtsnijder een beeld snijdt van morgenrozenhout. De houtsnijder staat hier symbool voor de dichter. Het gesneden beeld krijgt in het gedicht van iedereen allerlei namen, dan volgen er onzinwoorden, intrigerende woorden, een half kinderliedje en tot slot een rare dialoog.
Orensnijder, tulpensnijder, en zelfs schoudertulpensnijder: het zijn merkwaardige woorden, ook in de context van het gedicht. Een tulpensnijder kun je nog letterlijk nemen. Maar een orensnijder doet eerder denken aan Vincent van Gogh. Laat staan een schoudertulpensnijder. Volgens Rodenko zelf bedoelt hij met dat woord aan te geven dat de houtsnijder (de dichter, dus) de volmaakte vorm van een schouder van een vrouw heeft willen uitsnijden. En voor volmaakt gebruikte hij dan het beeld van de tulp. Met orensnijder is iets dergelijks bedoeld: de dichter wil een volmaakt oor (het oor van de lezer) uitsnijden (vormgeven, aanreiken). De keerzijde is dat hij het daarmee tevens verwijdert (afsnijdt). Enfin, geheel volgens de experimentele traditie: het is aan u, de lezer, of deze uitleg hout snijdt en of u deze interpretatie het oor wilt lenen.
‘Het beeld’
Uit het hout van de morgen
uit morgenrozenhout
sneed ik een beeld
heel licht en smaller dan een lijsterstem
een beeld van morgenrozenhout.
Het was zo schuw zo ongeschoold
dat ik het zelf niet kende
met elke windvlaag was het weg
maar ‘n kind
een bloesemtak
een onbekende
bracht het mij zeer voorzichtig weer terug.
Er waren er die het herkenden
en luide namen gaven:
Confecta Sexgiraffe Tafel met Citroenen
Clown Tederheidsbeginsel Bloedgewricht
Naakt met Napoleon Een Huis My Country
My Kâ My Lah My Lullalongsome Baby
O schweler Ahnenstern Wir haben’s
nicht gewusst
nimmet gruwuhle
nit gramah.
Een heel smal haast doorzichtig beeld
van morgenrozenhout.
Langs zenuwrasterwerk
door tuinen
hoogbeplant met diplomatenkoppen
droeg ik het broze beeld
van morgenrozenhout
en ieder wist nauwkeurig wat het was
slechts ik die ‘t eigenhandig had gesneden
ik orensnijder schoudertulpensnijder ik
orensnijder tulpensnijder
wie gaat er mee de vijverkoe bevrijden
de vijver is gesloten
de sleutel is gebroken
er is geen ene
tweeë
drieë
– Dites, Madame, va-t-il pleuvoir ce soir?
– Mais non Monsieur, vous ne savez donc pas?
– Quoi?
– Qu’on a inventé le plus-jamais-pleuvoir?