Aan Doris, op haare uitwendige schoonheid – Jacob Lutkeman

14-02-2011

Aan Doris, op haare uitwendige schoonheid - Jacob Lutkeman

Vrijdag 11 februari jl. was de onthulling van twee kunstwerken geïnspireerd door bollenpoëzie. Het ene is gemaakt door Marie Claire Witjens: een ronde gevelsteen waarin uitgehouwen een tulp en een puntdicht van Jacob Lutkeman. Het hangt aan de buitenmuur van het gemeentehuis aan de Lindelaan (zie foto). Over dat gedicht gaat dit dichtlog. Het andere is gemaakt door Klaar Wolf en Annelies Witjens: een social sofa ingelegd met kleurig mozaïek en een dichtregel van Cornelis van der Woude. Het staat in de Kanaalstraat aan de Ringvaart. Aan dat gedicht is al eerder een dichtlog gewijd (16-12-2009).
Jacob Lutkeman is rond 1720 geboren en overleed in 1782 te Amsterdam. We weten niet zo veel over hem. Hij was lid van het dichtgenootschap “Oefening beschaaft de kunsten”. Hij wordt ook wel als  toneeldichter aangeduid. Hij zou enkele vertalingen van toneelstukken in dichtvorm op zijn naam hebben staan.  De tegenwoordige literatuurgeschiedenis acht hem weinig meer dan een voetnoot waard. In het begin van de 19e eeuw geniet hij nog wel enige bekendheid. Over hem wordt geoordeeld, dat hij veel aanleg en vernuft schijnt te hebben gehad, maar zijn oren kennelijk te veel naar zijn dichtbroeders heeft laten hangen. Zo is hij verworden tot “….een nette en beschaafde verzenmaker…., wiens dichtwarmte op den poëtische thermometer slecht weinige graden boven matig teekent”. Aldus literair cirticus P.G. Witsen Geysbeek in 1823. Het zal maar over je gezegd worden.

Het gaat hier om een puntdicht of epigram. Dat is een kort en bondig gedicht met een pointe of een woordspeling. Epigrammen waren in de klassieke oudheid al populair, onder meer in Griekenland vanaf de 5e eeuw voor Christus. Maar ook in het Oude Testament komen we epigrammen tegen, en wel van de dichter David in het boek Psalmen.
Hoewel gericht aan Doris, zal dit puntdicht vast niet uit aanbidding geschreven zijn. Het drukt de mooie Doris immers met haar neus op het onbetekenende karakter van uiterlijke schijn en op de onverbiddelijke vergankelijkheid. Echt onvervalste 18e eeuwse humor! En het past heel mooi in ons lopende thema: dit keer weer eens een gewone ´als´-vergelijking met de tulp in de hoofdrol.

AAN DORIS

Op haare uitwendige schoonheid

Gy zyt, gelyk de tulp in ’t lieflijk lenteweêr,
Der oogen lust, maar ook, gelyk de tulp, niets meer.