De mooiste bloemen – Annie M.G. Schmidt

De mooiste bloemen – Annie M.G. Schmidt

14-07-2008

De mooiste bloemen - Annie M.G. Schmidt

De iris is ook al geen gemakkelijke zoekterm als je bollenpoëzie wilt vinden. Om te beginnen is Iris een gewone meisjesnaam. En het is een lisbloemige. Maar de iris is ook het regenboogvlies van het oog, rond de pupil. De iris bepaalt onder meer de kleur van het oog, zoals wij dat ervaren. Natuurlijk komt Iris ook voor in de Griekse mythologie. Ze is de bode van de goden; Homerus geeft haar als bijnaam: de snelvoetige. Bovendien is ze de godin van de regenboog. Iris is de dochter van zeegod Thaumas en van oceanide Electra; één van haar kinderen is het liefdesgodje Eros.
In de Nederlandse poëzie is Iris de titel van het beroemde gedicht van Jacques Perk uit 1882. In de eerste regels laat hij Iris zich als volgt aan de lezer voorstellen:
“Ik ben geboren uit zonnegloren
En een zucht van de ziedende zee,
Die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
Gezwollen van wanhoop en wee”
Deze dichtregels zijn bij menig scholier bekend, vooral vanwege twee stijlfiguren: het fraaie binnenrijm en de mooie alliteratie.
Maar het is geen bollenpoëzie, helaas. Wel zou de bloem iris naar de godin Iris zijn vernoemd vanwege de veelheid aan kleuren waarin die bloem voorkomt.

Dichtregels waarin de iris als bloem aan bod komt zijn er niet zo veel. Het gedicht van dit dichtlog is gemaakt door Annie M.G. Schmidt, en stamt uit 1950. De dichteres behoeft nauwelijks introduktie, dunkt me. Wie heeft zijn kinderen niet voorgelezen uit Jip en Janneke, Otje of Pluk van de Petteflet? De liedjes van Ja Zuster, Nee Zuster zijn nog steeds buitengewoon amusant. En de musical Foxtrot, enfin ga zo maar door.

De mooiste bloemen

Midden op het grote plein
staat het stalletje van Katrijn:
Mooie blommen! Mooie blommen!
Mensen, hierheen moet je kommen!
‘k Heb margrieten, mooie anjers,
‘k Heb violen… zulke kanjers!
Rode rozen, korenbloemen,
veel te veel om op te noemen,
lelietjes van twintig centen,
prachtig mooi. Je ruikt de lente!
 
Daar komt kleine Pieter aan.
Bij het stalletje blijft hij staan.
Wel, m’n jongen, zegt Katrijn,
Wat zal ‘t wezen, wat zal ‘t zijn?
Irissen met lange stelen,
wil je paarse, wil je gele?
Zestig centen maar, de tien!
Wil je roosjes dan, misschien?
Ook niet deze? Of van deze?
Maar wat moet het dán toch wezen,
moet je ze voor moeder halen?
Neem dan lelietjes-van-dalen!
 
Nee, zegt Pieter, nee, het was
voor de juffrouw van de klas!
Weet je ze verjaart vandaag
en nu geef ik haar zo graag
bloemetjes met gele hartjes,
maar ik heb alleen twee kwartjes…
Lieve jongen, zegt Katrijn, dan krijg jij van mij jasmijn!
‘t Allermooiste wat er bij is.
En of Pietertje ook blij is!
Kijk, daar gaat hij met zijn petje
en zijn prachtige boeketje,
straks zegt Pieter heel geleerd:
Juf, nog wel gefie-sie-teerd.