Naar de bollen – Louis Davids
06-08-2008
U voelde het ongetwijfeld al aankomen. Welnu, hier komt-ie dan, de onsterfelijke klassieker ´Naar de bollen´ van onze legendarische Louis Davids. We kennen allemaal het refrein, maar de briljante coupletten zijn bijna in de vergetelheid verdwenen. Louis Davids werd in 1883 als Simon David geboren in Rotterdam en overleed in Amsterdam in 1939. Louis Davids kwam uit een milieu van Joodse marktkooplui en straatventers. Zijn ouders waren rondtrekkende artiesten, die optraden op kermissen en in koffiehuizen. Zo heeft hij als kind in de harde praktijk het artiestenvak geleerd. Davids was vooral bekend als vertolker van volkse liedjes. Maar hij schreef ook revues, was een tijd directeur van het Casino in Rotterdam en van het Kurhauscabaret in Scheveningen. Hij scoorde grote hits als We gaan naar Zandvoort en Een reisje langs den Rijn. Maar ook De Olieman heeft een Fordje opgedaan, Ome Ko heeft een radio, en Mammie heeft haar rijbewijs. Veel van die nummers zijn opgenomen in ons collectieve seniorengeheugen. Davids schreef zelf de muziek van zijn liedjes. De teksten kocht hij van een ander. De grootste succesnummers zouden zijn geschreven door Jacques van Tol. Dit is weer de vader van Tol Hansse die nog niet zo lang geleden met Big City bovenin de nationale hitlijsten stond. De in Aalsmeer geboren Jacques van Tol was vòòr de 2e Wereldoorlog een talentvol en zeer gewild tekstschrijver die schitterende, humoristische liedteksten maakte. Na 1945 werd hij verguisd vanwege zijn foute beslissing om tijdens de oorlog voor de NSB te kiezen en mee te werken aan een wekelijks NSB-cabaret op zondagmiddag.
Het lied Naar de bollen werd door Louis Davids in 1933 in Londen opgenomen. Het wordt wel de eerste Nederlandse bluesplaat genoemd. Het lied staat maar liefs op de 5e plaats in de Nederlandstalige top 100 van de eeuw, die is opgesteld door Vic van der Reijt van het Parool.
Naar de bollen
Wanneer de bollen bloeien in hun wondertere kleuren
En zoetbedwelmend geuren
Daar ginds bij Hillegom
Dan zegt Moe: “Pa, de bloemenvelden maggen we niet missen”
Maar Pa bromt: “Ik ga vissen
Wat zie je aan zo’n blom”
Na enige discussie komt er een echtelijke wrijving
Ma wenst hem een verstijving
Of ‘n taam’lijk dik gezwel
Pa snapt het niet direct
En staat eerst wat verwonderd
Zegt dan: “Ben je be…reid schat”
En daar gaat het heele stel
refrein:
Naar de bollen
Naar die prachtige bollen
Waar je sprakeloos geniet
Van de kleuren, die je ziet
Naar de bollen
Die heerlijke bollen
Want die zie je maar eenmaal in het jaar
Men ziet de cavalcade in een moterbussie stappen
De kind’ren ginnegappen
En deinen heen en weer
Ma trapt een mag’ren heer
Die z’in de bus passeren moeten
Een beurs plekkie in z’n voeten
En lispelt: “V’rekskuzeer”
“Marietje”, zegt Ma, “Zit niet al door in je neus te pulken”
Het kind gaat aan het bulken
En Pa vermaant z’n vrouw
“Dat jij ‘t niet gracieus vindt
Het is je eigen neus, kind
Ze pulkt toch niet in die giechel van jou”
refr.
Bij ‘t dolen door de velden slaakt Marietje plots’ling kreten
“Een slang het me gebeten
Ik ga het hoekie om”
Ma zegt: “Het is een fietsband, leg niet zo gemeen te janken
Dat he’ j’ aan j’ vaar te danken
Die wou toch naar Hillegom”
Ze peinst over een frontaanval, gevolgd door ‘n tatouage
Zegt iets over een blamage
Zo’n dikke dronken os
Pa zegt: “Oud fregat
Wat let me of ik nek je”
Draait onder dat gesprekje
Een paar ledematen los