Rym-oefeningen – Jeremias de Decker

Rym-oefeningen – Jeremias de Decker

31-12-2009

Rym-oefeningen - Jeremias de Decker

De tulpengekte was in de 17e eeuw het mikpunt van veel spotternij. Daarnaast en vaak daarmee verweven  bood de tulpenmanie een dankbaar gegeven voor de nodige moralisering. Een zeer fraai voorbeeld daarvan zien we hieronder van de hand van Jeremias de Decker  (1609-1666). De Decker werd geboren in Dordrecht en woonde vanaf 1616 in Amsterdam, waar hij als makelaar werkzaam was. Zijn vader kwam uit Antwerpen. De Decker zou bevriend zijn geweest met Rembrandt, die een portret van hem geschilderd heeft (zie afbeelding). Hij maakte zijn debuut als dichter in 1650. Hij is calvinist en getuigt daarvan als dichter. Volgens mijn lexicon van de Nederlandse letterkunde is zijn poëzie “van een voortreffelijk gehalte, het werk van een fijngevoelig en puntig stilist, zij het soms wat lang van stof”.
Onderstaand fragment komt uit zijn dichtwerk ‘Rym-oefeningen, verdeelt in dry boecken’ uit 1659. Pagina’s lang prijst Jeremias de Decker zijn vader als een ordelijk, spaarzaam, vlijtig en eerlijk man, een zorgend liefhebbend echtgenoot, en voor zijn zes kinderen de beste vader die ooit heeft bestaan.
In het derde couplet van dit fragment worden de tulpen aangemerkt als dwaze handelswaar, evenals schelpen en schilderijen. Het is wat minder bekend, maar in het begin van de 17e eeuw hielden de rijkelui zich ook bezig met het verzamelen van schelpen, en voor bijzondere exemplaren werden behoorlijke bedragen neergeteld. Schilderijen stonden in die tijd in veel lager aanzien dan de dichtkunst en de gewoonte om zich te laten portretteren werd vaak als ijdelheid bestempeld.

Rym-oefeningen (fragment)

…………………………………………….

 Een Vader, die bezet van zinnen,
 In ‘t heerschen maet hiel en in ‘t minnen;
 Een Vader, die de teere jeugd
 De deugden zocht in ‘t bloed te prenten,
 Meer met wel voor te gaen in deugd
 Als door ontzich of dreigementen;

 Een Vader, die op zyn gewin,
 (Opdat hy die van zyn gezin
 Aen ‘t eten hiel en in de kleêren,)
 Oit kloeck en wacker heeft gepast;
 Die ‘t aen den disch noch in de veêren
 Noit heeft verluiert noch verbrast;
 
Die ‘t oock aen malle krameryen,
 Aen tulpen, schulpen, schilderyen
 Noit zottelyck en heeft verquist;
 Die noit oock om ‘t onnoodig slaefde,
 Maer voor den buick, niet voor de kist,
 Langs d’Amsterdamsche straten draefde;
 
 Een Vader van beleid en moed,
 Die, als de wind van tegenspoed
 Zyn Huis-hulk schudde dat ze kraekte,
 De hand zoo wist aen ‘t roer te slaen,
 Dat zy uit eenen draeistroom raekte,
 Daer duizenden in zyn vergaen;

…………………………………………………..