April – Edna St Vincent Millay
01-04-2010
We vervolgen ons voorjaarsthema met een Aprilgedicht. En wel van een Amerikaanse dichteres die in de jaren twintig van de vorige eeuw in de Verenigde Staten heel populair was en de nodige opzien baarde. Edna St Vincent Millay (1892-1950) schreef niet alleen gedichten, maar ook toneelstukken. Ze werd geboren in Rockland in de staat Maine. Haar ouders gingen al vroeg uit elkaar. Met haar moeder en twee zussen heeft ze vanwege geldgebrek heeft wat rondgezworven. Haar moeder voedde haar drie dochters op tot heel zelfstandige en assertieve personen met liefde voor muziek en literatuur. Toen Edna Millay 20 jaar was stuurde ze het gedicht ´Renascence´ in naar een poëziewedstrijd. Het werd algemeen beschouwd als het beste gedicht, maar eindigde slechts op de 4e plaats. De discussie en publiciteit hierover leidde tot het begin van haar bekendheid. In 1917 verhuisde ze naar New York. Daar woonde ze in Greenwich Village. Ze leidde een nogal losbandig leven, en had een groot aantal relaties, zowel met mannen als met vrouwen. Volgens sommige critici was ze de belichaming van de Vrije Liefde en van de Nieuwe Vrouw. Ze leefde van de tijdschriftartikelen die ze schreef onder het pseudoniem Nacy Boyd. Ze trouwde in 1923, maar ook dat was een zogeheten open huwelijk. Ook in 1923 won ze –als eerste vrouw- de fameuze Pulitzer Prize voor Poëzie voor haar bundel ´The Harp-Weaver and Other Poems´.
Haar meest bekende gedicht komt uit haar tweede bundel uit 1920, en heet ´First Fig´. Ik vermeld het hier graag als een extraatje:
My candle burns at both ends;
It will not last the night;
But ah, my foes, and oh, my friends—
It gives a lovely light!
De thema´s van Millay zijn bitterzoete liefde, verdriet, de onvermijdelijkheid van verandering, overgave, dood en natuur. Ze schreef ook meer politieke gedichten waarin ze stelling nam tegen het fascisme en het nazisme in Europa voor de Tweede Wereldoorlog.
Onze bollenpoëzie komt uit haar derde bundel, ´Second April´ uit 1921. Edna Millay vraagt zich ietwat cynisch af waarom het weer voorjaar wordt. Alleen schoonheid en ontluikend leven zijn niet voldoende argument. Het leven als zodanig is niets, een lege kop, een kale trap. Het is niet genoeg dat April elk jaar als een kwebbelende idioot met bloemen aan komt zetten……
Spring
To what purpose, April, do you return again?
Beauty is not enough.
You can no longer quiet me with the redness
Of little leaves opening stickily.
I know what I know.
The sun is hot on my neck as I observe
The spikes of the crocus.
The smell of the earth is good.
It is apparent that there is no death.
But what does that signify?
Not only under ground are the brains of men
Eaten by maggots.
Life in itself
Is nothing,
An empty cup, a flight of uncarpeted stairs.
It is not enough that yearly, down this hill,
April
Comes like an idiot, babbling and strewing flowers.