tussen lisse en hillegom – C. Buddingh´

tussen lisse en hillegom – C. Buddingh´

18-09-2009

tussen lisse en hillegom - C. Buddingh´

Nog een gedicht dat bij eerste indruk niet direct flatteus is voor de bollenvelden. Maar eigenlijk gaat het over de oppervlakkige adoratie daarvoor. Dichter /schrijver Cornelis Buddingh´(1918-1985) werd geboren en overleed in Dordrecht. Zijn roepnaam was Kees, met een K zoals hij zelf benadrukte: “Cees is een voornaam die ik zelf wel als laatste zou uitkiezen”. In de jaren ´40 verbleef Buddingh´regelmatig wegens tbc in een sanatorium. Daar schreef hij zijn eerste gorgelrijmen, waarvan in 1953 een hele dichtbundel uitkwam. Deze op Engelse voorbeelden geïnspireerde nonsensepoëzie bracht hem flinke bekendheid. Een prachtige klassieker is ´De Blauwbilgorgel´. Mijn klasgenoot Jan Ph. van Eijk placht dat regelmatig te citeren (1e couplet: “Ik ben de blauwbilgorgel, Mijn vader was een porgel, Mijn moeder was een porulan, Daar komen vreemde kind´ren van. Raban! Raban! Raban!”). Humor en aandacht voor het nietszeggende alledaagse zijn kenmerkend voor de gedichten van Buddingh´. Het gedicht ´Pluk de dag´is misschien wel zijn bekendste. Daarin beschrijft hij zijn ontdekking, dat het dekseltje van een potje marmite precies past op een potje heinz sandwich spread, en omgekeerd. Ronduit briljant, vooral als je het hem zelf hoort voordragen. Want de lijzige, gortdroge stem van Kees Buddingh´ gaf zijn poëzie een extra (geestige) kwaliteit.
Buddingh´ontving in 1976 de Jan Campertprijs. Hij speelde voor en was 40 jaar lid van DFC, de Dordtse voetbalclub. In 1978 werd hij ereburger van Dordrecht. In 2004 is het Buddingh´Genootschap opgericht (www.buddingh-genootschap.nl) . Een grappig weetje: zijn zoon Wiebe is de vertaler van de Harry Potter boeken van J.K. Rowling.
Het gedicht ´tussen hillegom en lisse´ uit 1957 relativeert op cynische wijze de overdreven vervoering (van sommige dames) over de schoonheid van de bollenvelden. Je zou denken, dat Buddingh´ heeft geput uit de ervaring van een dagtripje naar de Bollenstreek. Toegegeven, het is niet één van zijn beste gedichten.

tussen lisse en hillegom

reuteloogjes van bourgeoisie
mekmek ja juffrouw mooi zijn die
bloembollenvelden die tulpen die krokussen die hyaheiligen die
ja schoon juffrouw die
als de dijen van miep van loon
als de bloedbelopen ogen van een schuimbekkende dronken neger
als de vleesresten van een concentratiekamp
prachtig juffrouw prachtig
oei oei als alle dorpsidioten van west-europa (ja die van brabant
                                                                              niet te vergeten)
gotogot wat is dat toch mooi
azzen keurcollectie kankergezwellen wasseggu
mooier zeker zeker mooier nog zo rein zo etherisch zo
van voor het eerste begin van
zeker van de tuberkelbacil en de framboesia en de tweede
                                                                             politionele kater
nou en of juffrouw
het is mooi het is schoon het is prachtig het is eenvoudig
snoezelapperig
al die bloebloebloemen zo gezellig bij elkaar
en toch juffrouw
u kunt het geloven of niet
zei de goede kurt voor
auschwitz dachau lidici bekassi et cetera et cetera al
– maar zijn ogen reutelden dan ook niet juffrouw-
ich kann leider nicht soviel fressen
wie ich kotzen möchte