De Mouffe-Schans – Petrus Hondius
10-12-2009
Onze Bollenstreek speelde in de tulpenmanie geen enkele rol, ook niet in de aanloop daarnaartoe. De meeste tulpenkwekerijen bevonden zich toendertijd aan de rand van de Hollandse steden. Daarnaast hielden ook rijke landheren zich met de tulpenteelt bezig, maar dan vooral als lucratieve hobby, in de tuinen bij hun kasteel of buitenplaats. De georganiseerde tulpenhandel concentreerde zich bijna volledig op de Hollandse steden. Haarlem was de belangrijkste stad, daar begon op 3 februari 1637 de tulpenkrach. Amsterdam, Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen kenden ook een groot aantal floristen (=tulpenhandelaren).
Het kweken van tulpen als liefhebberij vond ook buiten Holland plaats. Bijvoorbeeld in Terneuzen, zo blijkt uit het lange dichtwerk ‘Dapes inemptae, of de Mouffe-Schans’ uit 1621 van Petrus Hondius. Deze fel anti-Spaanse predikant werd geboren in Vlissingen in 1578 en stierf in 1621 in Terneuzen. Petrus Hondius, quasi-Latijn voor Peter de Hondt, studeerde theologie in Leiden, en legde daar de basis voor zijn uitgebreide botanische kennis. Hondius werd in 1604 predikant in Terneuzen. Daar had hij een destijds beroemde tuin met bloemen, planten en kruiden in de buitenhof bij de Mouffe-Schans. In zijn 20.000 regels tellende dichtwerk is als derde onderdeel de ‘Bloem-hof’ opgenomen, waarin elke bloem haar Schepper prijst. De uitvoerige beschrijving van de schoonheid van de bloemen is voor Hondius een mooie aanleiding om te wijzen op de vergankelijkheid van het leven. De Mouffe-Schans of Moffeschans dankt haar naam aan de Duitse soldaten die in 1583 de schans aanlegden in de strijd tegen de Spanjaarden. Zij stonden onder aanvoering van graaf Philips van Hohenlohe, een zwager van prins Maurits.
Petrus Hondius staat bekend als hofdichter, hetgeen wil zeggen dat hij net als Jacob Cats en Constantijn Huijgens over zijn buitentuin (hof) dichtte. In de Mouffe-Schans had Hondius zes perken met tulpen. In zijn dichtwerk roemt Hondius in één passage de tulipans (tulpen) vanwege hun fraaie kleuren. Maar in een andere passage bekritiseert hij de tulpengekte, de in zijn ogen overdreven voorliefde voor tulpen. Dat fragment geven we hieronder weer. Een enkele verduidelijking: de 3e regel mag u lezen als ´waarmee ik altijd de draak steek´. Voor het overige is het fragment best te begrijpen. En inderdaad, je zou het bijna met hem eens zijn, dat je hier in Nederland zoveel zotten kunt vinden, die voor slechts drie of vier weken en dan ook nog slechts voor één bloem hun tuinen inrichten!
De Mouffe-Schans (fragment)
………………………….
Haren roem draecht nog een vlecke
Vergeselschapt met de schae,
Daer ick altijts mede gecke,
Als ick in de tulpe stae.
Dat men hier in Nederlant
Soo veel sotten bij der hant
Vinden can, die in haer hoven
Dese bloem alleene loven,
Die het heel jaar uyt verbeijden,
Sonder yet in ’t hof te sien,
Weerdich om mij in te leyden
Of mijn ooge te verblien
Om een weke, drye of vier,
In haer hof gheen enckel sier,
(Min of meer, naer hitte en regen,
Haest de bloemen heeft verslegen
Dan de tulpen aen te schouwen
Om de tulpen maer alleen,
Sotten die haer hoven bouwen
Voor één bloeme en anders geen.
………………………………..