Bloemenlanden – Hélène Swarth
02-09-2009
Misschien vroeg u zich al af met welk thema we ons bezighouden. Welnu, sinds de hervatting van dit dichtlog zijn we doende met het thema ´bollenvelden´. En dat zetten we voort met een gedicht van Hélène Swarth (1859- 1941). Deze vrij onbekende dichteres werd geboren in Amsterdam als jongste van negen kinderen, en ze overleed in Velp. Haar jongere jaren bracht ze grotendeels door in Brussel en Mechelen. Haar Franstalige scholing maakte dat ze aanvankelijk in die taal schreef en publiceerde, maar vanaf 1883 schakelde ze over op het Nederlands en boekte daarmee vrijwel direct succes. De beroemde Tachtigers Lodewijk van Deyssel en Willem Kloos waren enthousiast over haar eerste dichtbundels. Kloos noemde haar zelfs “het zingend hart van Holland”. Ook de bekende dichter J.C. Bloem was onder de indruk van haar poëzie en ontdekte daarin “oerkreten des harten”. Nog in 1952 verzorgt Bloem een bloemlezing van haar gedichten. Hélène Swarth publiceert een groot aantal jaren flink wat gedichten, onder meer in het vooraanstaande literair tijdschrift De Nieuwe Gids. Maar in het begin van de 20e eeuw zakt haar populariteit in. Er komt meer kritiek (Frederik van Eeden noemt haar “het herkauwend hart”), en het lezerspubliek lijkt op haar ´kunstje´ uitgekeken toen dat steeds meer van hetzelfde bleek. Deze treffende typering als literaire hype is van de Vlaamse dichter Karel van de Woestijne, en hij zei daarover dat het gedicht bij haar uiteindelijk “een dichtoefening” werd.
Een hoofdthema in de poëzie van Swarth is de liefde, of meer nog het liefdesverdriet. Ze had een aantal ongelukkige liefdes, en van 1894 tot 1910 een ongelukkig huwelijk met de journalist & vrouwenversierder Frits Lapidoth. Een ander hoofdthema is de natuur, en dan vooral bloemen (niet vreemd dus dat we beschikken over vijf stuks bollenpoëzie van deze dichteres). Het werk van Hélène Swarth behoort tot de romantiek, met ´Weltschmerz´ en mystiek-religieuze elementen. Tegenwoordig vinden we haar poëzie overdreven, exaltisch, en vol zwaarzoete bombast. Haar werk is letterlijk en figuurlijk niet van deze tijd.
Het gedicht ´Bloemenlanden´ is een sonnet uit 1900. Het geeft onmiskenbaar een belevingsimpressie van bollenvelden. Van hyacinten, om precies te zijn. Het is april, er zijn bloemengeuren en vrolijke blauwe en roze (of witte?) lentekleuren…..
Bloemenlanden.
De landen bloeien, lichte lustwaranden
Van luchteblauw en wolkenroze, of printen
De prille hemel wilde op aard zijn tinten.
En lilablauw versmelten lucht en landen.
De klare waatren, bleek-azuren linten,
Die – slootje of beek – der velden vlak omranden,
Zij vangen op de kleur der hemelwanden,
Maar lijken blauw van louter hyacinthen.
Kil waait de Aprilwind en de stilgekomen
Treurende schemer doet tot grauw versterven
D’ extasejubel, ademende aromen,
Van bei die blijde lenteveldenverven.
Nu bloeit alleen de hemel van mijn droomen.
O zaalge Landen! zal ik u beërven?