ik noem je bloemen etc. – Jan Hanlo

ik noem je bloemen etc. – Jan Hanlo

19-06-2008

Ik noem je bloemen etc. -  Jan Hanlo

Bollenpoëzie is een nieuwe term. Daarom wil ik de komende dichtlogs eerst graag nader verduidelijken wat we daar onder verstaan. Om te beginnen gaat het bij bollenpoëzie om de bloembollen waardoor onze streek beroemd is geworden. Dat zijn wat je noemt de vroege voorjaarsbloeiers. De bekendste zijn de tulp, de narcis, de hyacint en de krokus. Maar ook het sneeuwklokje, de iris en de keizerskroon nemen we mee. Maar de anemoon bijvoorbeeld valt hier buiten, want dat is een knol. Ook de lelie telt niet mee. Het is weliswaar een bloembol, maar is vooral een late voorjaarsbloeier.
Rozen en lelies spreken verreweg het meest tot de dichterlijke verbeelding. Onze bloembollen annex vroege voorjaarsbloeiers komen minder vaak in gedichten voor. Binnen de bollenpoëzie staat de tulp het meeste in de belangstelling. De narcis komt op de tweede plaats. De overige komen in veel geringere mate in gedichten voor.

Deze keer zetten we de schijnwerper op de narcis en een gedicht van Jan Hanlo (1912 – 1969). Hanlo wordt wel tot de Vijftigers gerekend maar hij was in veel opzichten een buitenbeentje. Zijn beroemdste gedicht is misschien wel ‘Oote’ met de beginregels: ‘Oote, oote, boe’. Dat klankgedicht verscheen in 1952 in een door het rijk gesubsidieerd tijdschrift. De VVD stelde Eerste Kamervragen over de rijkssubsidie aan het blad dat Hanlo’s ‘infantiel gebazel’ publiceerde. Dat leverde veel publiciteit op. De rest van Hanlo’s werk is over het algemeen minder avant-gardistisch dan Oote. Schoonheid en (kinderlijke) onschuld zijn bij hem terugkerende thema’s. Dat zie je ook in onderstaand gedicht. Vanaf het einde van de jaren ´50 schreef hij vooral proza.

 
ik noem je bloemen etc.

ik noem je: bloemen
ik noem je: merel in de vroegte
ik noem je: mooi

ik noem je: narcissen in de nacht
waaroverheen de wind strijkt
naar mij toe

ik noem je: bloemen in de nacht