Kliniek – Luuk Gruwez

Kliniek – Luuk Gruwez

24-11-2008

Kliniek - Luuk Gruwez

Als je geliefde doodgaat aan kanker, grijpt je dat diep aan. Luuk Gruwez schreef er een gedichtenreeks over met als overkoepelende titel: K. In acht gedichten vertelt hij zijn indringende verhaal; ze zijn opgenomen in de dichtbundel Vuile manieren (1994). Luuk Gruwez is een Vlaams dichter en schrijver. Hij is geboren in Kortrijk in 1953, en woont in Hasselt. Hij studeerde Germaanse talen en was werkzaam in het onderwijs totdat hij in 1995 met loopbaanonderbreking full time dichter/schrijver werd. Inmiddels heeft hij tien dichtbundels op zijn naam staan. Hij wordt gerekend tot de neoromantici, maar denkt daar zelf wat anders over. Wel gaan zijn gedichten over grote thema´s als leven, liefde, ziekte, verval en dood. Een cynische of ironische ondertoon is hem daarbij niet vreemd.
Onderstaand gedicht is het vierde uit genoemde gedichtenreeks. Gruwez geeft een genadeloze beschrijving van zijn doodzieke, afgetakelde geliefde, liggend in een ziekenhuisbed in een kliniek. Des te groter komt in de laatste regels het contrast over met zijn eigenlijke gevoelens. Het bosje tulpen op het nachtkastje is een klassiek rekwisiet.

Kliniek

Zij heeft zo lang gespaard voor al dat haar
en bloost nu als een moffenhoer.
Het spookt in haar, scharnieren knarsen,
een heel verleden staat te rammelen.
Alleen haar schedel glundert nog,
omdat men leeft zolang men liegt.
 
Mijn liefste aapt mijn liefde na.
Het nachtkastje vertolkt haar trots.
Dat toch nog iemand om haar geeft
staat daar in tulp en roos te pronk.
Maar ook dat bloedig creatuur:
de kom waarin zij klonters spuwt.
 
Zij heeft zo lang geleefd met al dat haar
en is nu alles kwijt. En straks ook mij.
Zelfs haar gezwellen zijn mij lief
en al wat koppig verder leeft
als het maar bloedt of plast of piept.
Ik moet haar zoenen tot ze sterft.