Lotje in de lente – Petronella Moens

Lotje in de lente – Petronella Moens

27-10-2008

Lotje in de lente - Petronella Moens

Het volgende kindergedicht past bij geen van de hoofdthema´s die we eerder noemden. Eigenlijk hoort het thuis in de categorie ´moralisering´, maar het stamt dan ook uit het begin van de 19e eeuw. Dat was de tijd, waarin de opvoedkunde nog geheel bestond uit oorvijgen en vermaningen. Zie hoever de vooruitgang inmiddels is voortgeschreden: vandaag de dag moet er op last van het rijk in elke gemeente een Centrum voor Jeugd en Gezin komen!
Het gedicht is van Petronella Moens, Pietje voor intimi. Moens (1762-1843) is geboren in Friesland, maar bracht het grootste deel van haar leven door in Zeeuws-Vlaanderen. Zij heeft een indrukwekkend oevre nagelaten van ruim 150 boeken en dichtbundels, vooral geschreven voor kinderen. Met name  indrukwekkend als je weet dat zij vanaf haar 4e jaar blind was, als gevolg van kinderpokken. Haar dichtbundels hadden vertrouwenwekkende titels als ´Klein geschenk voor zoete en gehoorzame kinderen´ en ´Gedichtjes en nuttige gesprekken voor kinderen´. Wie dacht, dat Petronella Moens geheel in de vergetelheid was weggezonken, heeft het mis. Nog in 2000 verscheen een aan haar gewijd proefschrift (getiteld: De Vriendin van ´t Vaderland), en in datzelfde jaar is de Stichting Petronella Moens opgericht, die een eigen periodiek uitgeeft. In 2001 is er in Aardenburg een bronzen borstbeeld van de schrijfster onthuld.

Onderstaand vers komt uit de bundel ´Letter-kransje voor lieve en brave kinderen´ (1806). We kunnen een traan niet onderdrukken…….

Lotje in de lente.
LOTJE.
Moeder! is het nu geen lente?
Zie eens, die verdorde boomen
Leven weêr.
Deze bloemen zag ik sterven;
Zie nu groeit een jeugdig spruitje
Uit deez’ tronk.
Alles is weêr groen en bloeijend.
O, die lieve schoone Lente,
Niets toch sterft.
Maar de menschen, ja die sterven.
Ach, nooit komen ze in de lente
Uit hun graf.
Toen broêr HEINTJE was gestorven,
Toen zeide oom: Dat bloeijend roosje
Viel in ‘t stof.
Ach, was HEINTJE maar een roosje:
Zeker bloeide hij dan weder,
Maar nu niet.
Menschen zijn toch meêr dan roosjes,
Menschen kunnen gaan en spreken
Hooren, zien.
Waarom moeten zij dan sterven,
Om voor altijd dood te blijven?
Moeder lief!
 
MOEDER.
Om voor altijd dood te blijven
O, mijn LOTJE! dat was vreeslijk –
Neen, de mensch
Is veel meer dan boom of bloemen,
Daarom ook herleeft hij schooner –
Maar niet hier.
Wie herkende in deezen bloembol,
Dien gij bragt, om hier te planten,
Deze tulp?
Zoo herkent gij in den mensch ook
Zijn veel schooner edler wezen
Nu nog niet.
Ook ons vroeg gestorven HEINTJE,
Blijft niet dood, maar bloeit veel schooner
Voor Gods oog.