Tulip, Daffodil – Humbert Wolfe
29-09-2010
Na lange tijd rust moeten de stramme dichterlijke denkspieren weer voorzichtigaan warm gemaakt worden. We beginnen daarom met een korte warming-up zonder diepgaande beschouwingen. Maar omdat de lezer zo lang heeft moeten wachten doen we meteen maar twee gedichten tegelijk.
Humbert Wolfe (1885-1940) was in de jaren ’20 van de vorige eeuw een populaire schrijver en dichter. Ik vermoed maar zo, dat hier te lande weinigen hem kennen. Hij is geboren in Milaan, (inderdaad, Italiaanse moeder, maar verrassend : Duitse vader), en van joodse afkomst. In Engeland klom hij op tot hoge ambtenaar bij het ministerie van Werkgelegenheid. Naar verluidt, was hij geen groot poëet. Hij schreef vooral korte en concrete gedichten. Een aantal van zijn gedichten zijn op muziek gezet. Hij is in Engeland ook bekend om zijn vertalingen van de grote Duitse dichter Heinrich Heine.
De ze twee stuks bollenpoëzie komen uit zijn bundel Kensington Gardens uit 1924. Van dit beroemde Londonse park laat Wolfe een aantal elementen in dichtvorm de revue passeren: bloemen, bomen, vogels, vissen en (andere) dieren. Tot de bloemen behoren de tulp en de narcis.
Het zijn twee prachtige gedichten, met grote verbeeldende kracht. Daar komt u de Lissese feestweek verder wel mee door.
Uit het gedicht over de tulp kun je opmaken, dat het kunstwerk gaat. Gezien de impliciete verwijzing naar de Griekse mythologie moet het overigens wel heel fraai en levensecht zijn.
Tulip
Clean as a lady,
cool as glass,
fresh without fragrance
the tulip was.
The craftsman, who carved her
of metal, prayed:
“Live, oh thou lovely!”
Half metal she stayed.
Daffodil
Cool, as under the still
glass of a garden-pool
glimmers a daffodil
(mirrored), her spirit was cool.
There rises a cloud how little,
a wind how gentle! blows,
and, yellow petal by petal,
the flower ruffles and goes.