24-09-2010
De afgelopen maand ben ik geconfronteerd met drie dreigende huisuitzettingen. In één geval was er zelfs de deurwaarder al aan te pas gekomen. Door tussenkomst van de gemeente is die huisuitzetting op het laatste moment nog voorkomen. De beide andere gevallen waren iets minder acuut, maar de dreiging is groot. Het ergste is, dat bij alledrie kinderen in het geding zijn.
Huisuitzettingen raken heel direct mijn sociale portefeuilles. In het kader van de WMO heeft de gemeente een verantwoordelijkheid voor de opvang van dak- en thuislozen. Centrumgemeente Leiden krijgt daarvoor geld van het rijk en voert die taak voor en namens ons uit. Zelf kan de gemeente Lisse weinig tot niets doen, als een gezin eenmaal op straat is gezet. We hebben hier geen opvangfaciliteit en kunnen ook niet een woning beschikbaar stellen. Het is dus in alle opzichten veel beter als het niet zover komt. En daarbij bieden we wel hulp. Bij woninguitzetting gaat het meestal om een veel te grote huurschuld. En een huurschuld staat zelden alleen, doorgaans heeft de betrokken huurder veel meer schulden. Voor mensen die hun financiën niet op orde hebben, biedt de gemeente schuldhulpverlening aan. Vaak is het zo, dat het niet alleen om schulden gaat, maar dat er nog meer problemen spelen. Ook daarbij biedt de gemeente hulp aan: het maatschappelijk werk. Zolang mensen die hulp ook accepteren en zich laten helpen, oftewel meewerken, komt het vaak weer op zijn pootjes terecht. Het zijn uiteraard geen gemakkelijke ervaringen, maar wie zelf is vastgelopen, mag niet verwachten dat de overheid met een toverstokje klaarstaat.
Veel ernstiger is het, dat er ook mensen zijn die geen hulp of ondersteuning willen, of niet meewerken, alles op z’n beloop laten. Dan wordt het pas echt gecompliceerd. Immers, zonder gerechtelijke beslissing kunnen wij mensen geen hulp opdringen. Het is zuur, vaak zien we dat het in en met een gezin fout gaat lopen, maar als men zelf niet wil en niet meewerkt, kunnen we in feite niets doen om een menselijke ramp te voorkomen. Pas als het al te laat is, als de situatie onoplosbaar is geworden, dan volgt er zoiets als huisuitzetting of komt de rechter er aan te pas die het gezin onder curatele stelt (tijdelijk het zelfbeschikkingsrecht afpakt) en een bewindvoerder aanwijst om de schuld te saneren.
De verhuurder gaat niet zomaar over tot huisuitzetting. Daar is vaak een lang proces aan vooraf gegaan. Niet alleen betalingsherinneringen en aanmaningen, maar ook is diverse malen contact opgenomen, hulp aangeboden (zie boven), en zijn betalingsregelingen getroffen. Onze woningcorporatie Stek doet dat heel zorgvuldig. Een dreiging van of voornemen tot huisuitzetting wordt ook gemeld in het gemeentelijk zorgoverleg, waarin alle zorg- en hulpinstanties problematische situaties bespreken. Maar ook in dat zorgoverleg zit men met de handen in het haar, als de betreffende persoon geen hulp wil aanvaarden of niet wil meewerken.
Ik ben van mening, dat we naar wegen moeten zoeken om als overheid assertiever op te treden als we een menselijk drama zien aankomen. Het gat tussen vrijblijvend hulp aanbieden en (moeten) afwachten tot het misgaat, is wat mij betreft veel te groot. Dat vind ik in elk geval als er kinderen de dupe dreigen te worden. Als een alleenstaande volwassene zich onverantwoord gedraagt, en geen enkele hulp accepteert, dan moet hij of zij uiteindelijk maar op de blaren zitten. Als overheid zijn we er dan zeker niet voor, om die pijn te verzachten (om in de beeldspraak te blijven), of het probleem over te nemen en op te lossen. Maar als het om kinderen gaat, ligt dat voor mij anders. In hun belang mag meer van de overheid worden gevraagd dan bij volwassenen met een eigen verantwoordelijkheid.
Deze week heb ik het bestuurlijk volkshuisvestingsoverleg tussen de gemeente en Stek bijgewoond. Op mijn verzoek was huisuitzetting op de agenda geplaatst. Er is uitvoerig en constructief over gesproken. Ik heb er voor gepleit om tot nadere afspraken te komen. Die zullen we vormgeven in een convenant Huisuitzetting. Daar gaan we nu aan werken.