Kwatrijnen – Omar Khayyám

Kwatrijnen – Omar Khayyám

03-02-2009

Kwatrijnen - Omar Khayyám

We maken een sprong van de Griekse oudheid naar de Middeleeuwen, en van Griekenland naar Perzië. We vervolgen ons thema klassieke bollenpoëzie met de fameuze kwatrijnen van Omar Khayyám. Deze astronoom, wiskundige en dichter werd geboren in 1048 in Nishapur in het huidige Iran en overleed in diezelfde plaats in 1131. Zijn volledige naam luidt: Ghiyath al-Din Abu’l-Fath Umar ibn Ibrahim Al-Nisaburi al-Khayyami. Het laatste deel van de naam verwijst naar het beroep van zijn vader, namelijk tentmaker. Het meest beroemd is Omar Khayyám als dichter van de Rubái`yát oftewel kwatrijnen. Deze Perzische versvorm staat voor gedichten van 4 regels met als meest voorkomend rijmschema: AABA (de eerste, tweede en vierde regels rijmen op elkaar). Khayyám zou er vele honderden hebben gemaakt, maar welke wel en niet van zijn hand zijn is niet vast te stellen. De kwatrijnen van Omar Khayyám kregen in het Westen bekendheid door de –naar verluidt weinig precieze- vertaling van Edward Fitzgerald in de tweede helft van de 19e eeuw. De dichters J.H. Leopold en P.C. Boutens hebben voor Nederlandse vertalingen gezorgd. Ik put hier uit de laatste.

P.C. Boutens (1870-1943), geboren in Middelburg, was classicus en hoorde tot de stroming van de Negentigers. Als leraar klassieke talen heeft hij nog een aantal jaren les gegeven aan een destijds gerenommeerde jongenskostschool in Voorschoten. Boutens´poëzie is filosofisch (Plato) en mystiek van aard. Dat laatste sprak hem ongetwijfeld ook aan in de Rubái`yát van Omar Khayyám. Diens teksten rekent men tot het soefisme, een mystieke stroming van de islam. Daar kom ik in een volgend dichtlog op terug. Boutens publiceerde zijn 100 vertaalde kwatrijnen in 1913. Drie daarvan gelden als bollenpoëzie. De tweede is zonder twijfel de mooiste.

Kwatrijnen van Omar Khayyám

In donkren hoek van levenstuin verschrompeld
Door ´t eenig-welig onkruid overrompeld, –
O Hart, gelijk een rozeknop bekneld,
En als een tulp in eigen bloed gedompeld!

Blijf nog een wijl bij wijn en liefde wakker.
Lang volgt de slaap en zonder lief of makker.
Leg weg als goud dit toevertrouwd geheim:
Geen tulp die tweemaal bloeit op dezen akker.

Laaf mij met wijn, met roode-tulpengloed;
Stort uit de keel der flesch dat zuiver bloed!
Onthoud mij niet den laatste mijner vrienden:
Al de andren vond ik onrein van gemoed.