Sneeuwklokje – Alfred Listal

Sneeuwklokje – Alfred Listal

21-01-2009

Sneeuwklokje - Alfred Listal

Het blijft een uitdaging om in dit dichtlog bij de actualiteit aan te sluiten. Vooral nu we een themagewijze aanpak hebben gekozen. Gisterenavond  meldde weervrouw Helga van Leur op RTL4 dat alweer de eerste sneeuwklokjes waren gesignaleerd. Over vroege sneeuwklokjes is heel wat bollenpoëzie beschikbaar. Gelukkig ook eentje binnen het thema  ‘lange gedichten’, namelijk het gedicht ‘Sneeuwklokje’ uit 1918 van Alfred Listal. Deze –tegenwoordig nauwelijks bekende- dichter van kinderversjes leefde van 1877 tot 1956. Alfred Listal is het pseudoniem van Willem Frederik Gouwe. Hij was grafisch ontwerper, en als zodanig niet onverdienstelijk. Gouwe was directeur van het Instituut voor Ambachts- en Nijverheidskunst in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw. Na de Tweede Wereldoorlog gaf hij leiding aan de Dienst voor esthetische vormgeving van de P.T.T.
Naast ‘Sneeuwklokje’ heeft hij een groot aantal uitgaven van kinderversjes verzorgd, waaronder Driesje Dribbel, Bellaroontje het woudprinsesje, Klokje Bim-bam, Flipje Fluiter en zijn vrind . De bekendste is ‘Van de wortelkindertjes’ uit 1913, gebaseerd op het Duitse ‘Etwas von den Wurzelkindern’ uit 1906. In 2001 is het opnieuw verschenen, door Annemarie Dragt in hedendaagse taal omgezet. Aanvankelijk illustreerde Alfred Listal zijn eigen werk, maar later deed Freddy Langeler dat. De uitgever van Listal was gebr. Kluitman uit Alkmaar, de bekende uitgever van kinderboeken, opgericht in 1864. Die naam brengt bij mij herinneringen boven aan allerlei boeken uit mijn jeugd, zoals Dik Trom, Paddeltje, Kruimeltje, Kameleon, Pietje Bell, Tup en Joep,  Oki en Doki, Pietje Puk, enz. enz.
Sneeuwklokje telt inclusief illustraties 16 pagina’s. Het vertelt het verhaal van koning Winter die als een strenge vorst regeert en hoe de eerste zonnestralen een sneeuwklokje wekken als voorbode van de lente. Het is (in mijn hedendaagse ogen) ronduit een draak van gedicht, in allerlei opzichten. Maar, de lezer oordele zelf.  Hieronder een relatief draaglijk fragment.

Sneeuwklokje
(fragment)
…………………………………..
Toen heeft het Zonnestraaltje,
(Het was ‘n lieve lust!)
Sneeuwklokje’s bleeke lipjes
Weer blij en warm gekust.
HOE boos ook de Winter
Nog blaast en nog bromt,
Nu, Sneeuwklokje, luien!
De Zonneschijn komt!
Roep nu al je zusjes
Omhoog uit de aard’;
Het ijs smelt en druipt al
Van Winter z’n baard.
 
Nu komen z’ in troepjes,
Overal uit den grond,
Waar maanden geen bloempje
Op ‘n stengeltje stond.
Ze luien, ze luien:
De wind is nu Zuid,
Kom, al wat wil bloeien
Je schuilhoek uit!
Ringele-ringele-dingele-dang,
Ééns eindigt de Winter, al duurde-i ook lang!’
 
NU vluchten alle vlokjes,
Nu raakt de kou gedaan,
Nu komt een heel groot leger
Van Zonnestraaltjes aan;
Elk met een gouden pijltje,
En een rood mutsje op,
Nu gaan de voorjaarsbloempjes,
Gauw open uit den knop.
Nu zal ‘t niet lang meer duren
Of ‘t krokusj’ is er bij,
En roze madeliefjes
Staan stralend in de wei.
…………………………………………